Kloosters in soorten en maten
De kloostertuin is een spiegel van de gemeenschap die er leeft. Er zijn grote verschillen in kloosterleven. Sommige religieuzen, zowel mannen als vrouwen, leven meer beschouwend, teruggetrokken, en wonen veelal ‘buitenaf’. In andere, vaak stadse kloosters is men ‘buitenshuis’ maatschappelijk actief. Het grondbezit van de contemplatieve kloosterordes (Benedictijnen, Trappisten en Trapistinnen, Clarissen, Cisterciënzers, e.d.) is dikwijls veel groter dan van de actieve ordes (Franciscanen, Karmelieten, Norbertijnen-mixed vitae e.d). Contemplatieven voorzien in hun levensonderhoud mede door hun grondbezit, de anderen zijn voor hun inkomen daarvan niet afhankelijk.
Bij de beschouwende kloosters is een deel van de tuinen meestal niet openbaar maar bedoeld voor eigen gebruik en afzondering. Veel moestuinen zijn verdwenen, maar desondanks bieden alle kloostertuinen nog steeds voedsel voor ‘lijf en ziel’.
Kloosters en grond
In een klooster (afgeleid van claustrum = afsluiting) wonen mensen die hun leven in de eerste plaats willen wijden aan God. Het eerste klooster in de westers-christelijke traditie werd in 529 gesticht door Benedictus in Montecassino (Italië). Andere kloosters in het Westen volgen diens spoor. Benedictus was van mening dat kloosterlingen niet mochten worden afgeleid door de buitenwereld en daarvan ook niet afhankelijk moesten zijn. De grond bij een klooster was daarom nodig als
(1) stiltegebied, als ruimte voor de ziel, maar ook als
(2) bron van levensonderhoud, als ‘nutstuin’ voor het verbouwen van gewassen en het houden van dieren.
Met name kloosters van Benedictijnen, en in dezelfde traditie Cisterciënzers en Trappisten, groeiden soms uit tot grote abdijen met veel grond: akkers, grasland en vee ver buiten de kloostermuren. Sommige abdijen werden zo groot dat zij als bron van inkomsten hun grond verpachtten aan boeren in de omgeving.
Kloostergrond in Nederland
In Nederland zijn de broeders Trappisten voorlopers op het gebied van ecologische landbouw geworden. De abdij Lilbosch in Echt heeft de landbouwgrond in eigen beheer en geeft aandacht aan een goede zorg voor natuur en milieu. Zo willen zij recht doen aan Gods schepping. De Trapistinnen in Oosterbeek bij Arnhem bestemden onlangs hun 17 ha landbouwgrond voor een nieuw in te richten natuurbegraafplaats.
Bij de Benedictijnen in Egmond heeft de zorg voor de aarde en de bodem een nieuwe impuls gekregen door het project De levende Aarde met de biologische productie van voedsel, kruiden en fruit.
De minderbroeders Franciscanen in Megen vormden de vroegere moestuin om. Het is nu deels een Hof van Lof met bloemen die een relatie hebben tot geloof en traditie en deels een ecologische tuin waarin biodiversiteit bevorderd wordt. Fruit, bessen, kruiden, bloemen en een bescheiden moestuin zijn nog steeds aanwezig.
Ook de Norbertinessen in Oosterhout wijzigden de bestemming van 8 ha grond. Ze begonnen een biologische wijngaard en herstelden de moestuin met vergeten groenten. De Norbertijnen in Heeswijk kozen voor een eigentijdse heemtuin.
Zie voor Paradijs en Grondplan als basis voor elke tuin, deze website, pagina BELEVEN