November, een maand om stil te staan bij allen die als bladeren van een boom vielen, de we los moesten laten in het leven van alledag, maar in onze herinneringen levend blijven. In de tuinen stralen siergrassen zoals de lampenpoetser (Pennisetum) , ‘gras’ wordt veel in de bijbel gebruikt als verwijzing naar vergankelijkheid. Als gras zijn de dagen van een mens, hij bloeit als een bloem op het veld; de wind waait en weg is de bloem en niemand weet waar ze heeft gestaan’ (Psalm 103,15-16). ‘ U maait hen weg in de slaap, als gras: in de ochtend nog welig en fris, en ‘s avonds verwelkt en verdord’ (Palm 90, 5-6). In Psalm 37 wordt gezegd dat men zich niet hoeft op te winden over ‘bedrijvers van ongerechtigheid’, want ‘zo snel als het gras vergelen zij, zij verdorren als het groene kruid’ (Psalm 37,2).
Tegenover de vergankelijkheid van een mensenleven staat de eeuwigheid van God:
‘Alle mensen zijn gras en hun trouw is niets anders dan een veldbloem. Het gras verdort, de bloem verwelkt wanneer de adem van de Heer erover waait; zeker dit volk is gras! Het gras verdort, de bloem verwelkt, maar het woord van onze God houdt in eeuwigheid stand’ (Jesaja 40, 6-8).