Goede geuren zijn in de bijbel een verwijzing naar de ongrijpbare Eeuwige: aanwezig, te ruiken maar niet te pakken. Aan God toegewijde mensen en voorwerpen worden in de joodse traditie met geurige olie gezalfd. ‘Toen sprak de HEER tot Mozes: ‘Neem de fijnste geurige kruiden: vijfhonderd sikkel mirre, en half zoveel dus tweehonderdvijftig sikkel, kaneel, tweehonderdvijftig sikkel kalmoes, vijfhonderd sikkel laurier, volgens heilig gewicht, en één hin olijfolie. Bereid daarmee heilige zalfolie, een geurig mengsel zoals ook een reukwerker dat maakt; het zal heilige zalfolie zijn. (…) Ook Aaron en zijn zonen moet u door zalving wijden; dan kunnen ze Mij als priester dienen’ (Exodus 30, 22-30).
In het Hebreeuws is ‘gezalfde’ masjiach; het Nederlandse woord messias is daarvan afgeleid. De Griekse vertaling van het hebreeuwse woord ‘masjiach’ is christos, waarvan de Latijnse vorm christus is afgeleid.
Marcus, Matteüs en Johannes verhalen vlak voor de intocht van Jezus in Jeruzalem hoe hij door Maria gezalfd wordt met dure nardusbalsum. Bij Marcus en Matteüs wordt het hoofd van Jezus gezalfd, in het evangelie van Johannes zijn voeten. Een voetwassing met geurende zalf…. De geur vult na de zalving hele vertrek. Het balsemen, zalven van het lichaam van een dode met geurende olie was een van de begrafenisrituelen. In het Tweede Testament is sprake van het zalven van zieken. Het is een teken van de genezende kracht van gebed en zegening (Marcus 6,13; Jacobus 5,14). In katholieke en oosterse kerken wordt zalfolie gebruikt. Er zijn zelfs drie soorten: olie van de zieken, olie van de doopleerlingen, en chrisma. Chrisma is olijfolie waaraan een geurende balsem is toegevoegd. De symboliek van de zalfolie ligt in de geur als verwijzing naar de heilige Geest die overal doordringt en alles omgeeft.
In katholieke kerken is het gewoonte om op Witte Donderdag zalfolie die de avond tevoren in de kathedrale kerk van het bisdom is gewijd, in de parochies binnen te brengen. In de leegte van Goede Vrijdag blijft de geur ons bij.
Op paasmorgen gaat het verhaal van geur verder als de vrouwen met geurende balsem naar het graf van Jezus gaan. Van de in het Eerste Testament genoemde planten die bij de bereiding van zalfolie gebruikt worden, is in Nederland alleen kalmoes winterhard. Het is een waterplant en komt op allerlei plaatsen voor, ook als vijverplant.
Hyacinten zijn de geurtrekkers in de voorjaarstuin. De Griekse naam voor rozemarijn ‘rhops myrinos’ betekent balsemstruik. De in deze tijd bloeiende rozemarijn is in de begrafenistraditie van Engeland een takje van herinnering geworden dat op het graf wordt uitgestrooid. Shakespeare verwijst naar deze traditie in Hamlet: ‘There ‘s rosemary, that’s for rememberance; pray you, love remember.