De latijnse naam margriet betekent “parel”. Ze is een parel tussen de grassen. Parels fascineren door hun schoonheid.
In de tijd van het Matteüsevangelie zijn parels kostbare juwelen. Hij gebruikt het beeld van de parel in vergelijking met het koninkrijk: “Het gaat met het koninkrijk der hemelen als met een schat, in de akker verborgen. Toen iemand hem vond, verborg hij hem, en van blijdschap ging hij alles verkopen wat hij bezat en kocht hij die akker. Ook gaat het met het koninkrijk der hemelen als met een koopman op zoek naar mooie parels. Toen hij één kostbare parel gevonden had, ging hij alles verkopen wat hij had en kocht hij haar.
(Matteüs 13,44-45)
De wilde margriet is in juli over haar hoogtepunt van bloeien heen, maar de tuinmargrieten bloeien in alle eenvoud stil door.