Roos (Rosa sp.)
De abt Walafried Strabo besluit zijn tuin-gedicht met een passievolle tekst over de roos:
De donkerrode bloem met gulden bloesem (..)
zijn kracht en kleur
gaan al wat groeit en bloeit
zozeer te boven dat hij met recht
de ’bloem der bloemen heet’.
Men trekt er naar hem genoemde olie van,
die uitkomst brengt bij vele soorten kwalen.
Walafried denkt daarbij waarschijnlijk aan de Franse roos, Rosa gallica. De apothekersroos R. Gallica officinalis is daarvan een gekweekte vorm.
Vroeger werd rozenolie gemaakt door een extract van bloemblaadjes en olie.
In de kloostertuin van het Openluchtmuseum staat ook de in de natuur voorkomende hondsroos (Rosa canina) die met vele rode bottels de herfst kleur geeft.
Bekend is inmiddels de doorbloeiende, sterke (Japanse) bottelroos Rosa rugosa waarvan de bottels groot en dik zijn en prima voor jam bruikbaar.
De bloemblaadjes van deze roos, maar ook van andere soorten, zijn geschikt om te drogen of vers te gebruiken.