Sint-janskruid Hypericum perforatum
Zie ook de kloostertuin in Sibculo
Het geneeskrachtige kruid draagt de naam van Johannes de Doper mede omdat het bloeit op zijn gedachtenisdag: Sint-Jan (24 juni, zie Groene Kalender). Volgens een legende is de plant ontstaan uit het bloed dat bij zijn onthoofding vloeide. Bij wrijven van de knoppen tussen de vingers komt rood sap vrij. Het blad lijkt doorboord met gaatjes, in feite oliekliertjes. De gaatjes wijt men aan de duivel, die in het volksverhaal de gaatjes zou hebben aangebracht om de heilzame kracht van het kruid te breken.
Veel geneeskrachtige kruiden die in juni, begin juli bloeien, dragen als volksnaam Sint-janskruid. De Roomse kamille die met name in boerentuinen voorkomt, ook wel moederkruid genaamd, is daar ook een voorbeeld van.
Het kruid werd beschouwd als een heilig kruid om het kwade te weren. Het wordt op Sint-Jan, 24 juni, vaak samen met andere kruiden gebundeld in de vorm van een krans of tros en op allerlei plaatsen opgehangen, zoals staldeuren en zelfs schoollokalen, om het kwaad te weren.
Het verse kruid is niet geschikt voor voedsel en drank. Gedroogd kan het wel gebruikt worden, bijvoorbeeld in thee of in een Sint-Janskruidwijn.
Sint-Jansolie is een huismiddel bij wondjes. Er zijn nog kloosters waar men de olie bereidt door de bloemen en bloemknoppen enige tijd in olie te laten staan, waardoor de olie een rode kleur krijgt. Het kruid bevat echter ook stoffen die voor de huid, blootgesteld aan zonlicht, schadelijk zijn.