Lijden en doornen horen van oudsher bij elkaar. Als Adam en Eva het gebod van de HEER overtreden en uit de tuin verdreven worden spreekt de HEER: ‘de grond zal vervloekt zijn (…) Distels en doornen zal hij voortbrengen’ (Genesis 3,17-19).
Na de terechtstelling van Jezus vlochten de soldaten van doornen een krans en zette die op het hoofd van Jezus. (Johannes 19,2). Natuurlijk is er gespeculeerd welke boom die doornen leverde. Er is zelfs een boom en een plant die Christusdoorn heet. Volgens een legende zijn het takken van de sleedoorn geweest, die toendertijd nog onooglijke groene bloesems had. Toen Jezus na zijn opstanding de sleedoorn passeertde hoorde hij het gejammer van de sleedoorn, ontdaan dat zijn takken de Heer van de nieuwe schepping hebben gepijnigd. Jezus antwoordt: ‘Ik ken je onschuld en als teken daarvan zul je voortaan met stralend witte bloesems tegen Pasen bloeien’.