Van oudsher vind je in de vormgeving en de paden van een tuin een betekenis terug.
Denk aan een vierkant, rechthoek, centrum, aan slingerpaden of paden in de vorm van een kruis.
Muur of hagen
Bij oudere kloosters wordt de vorm aan de rand vaak bepaald door een ommuring of door heggen die ‘besloten wereld’ en ‘buitenwereld’ scheiden.
St. Agatha
Centrum
Een waterbron of put is vaak het centrum van een (kleine) binnentuin, verwijzing naar de levensbron.
Vierkant
De vorm van de binnentuin (pandhof) van oude kloosters is vaak een vierkant. Vier is het getal van de aarde met haar vier windstreken en vier elementen: lucht, vuur, aarde en water.
Het vierkant is ook wel het grondplan voor het nieuwe Jeruzalem, beeld van een paradijselijke aarde: vier gelijke zijden met poorten open naar de vier windstreken verwijzend naar gelijkheid en gerechtigheid (Openbaring 20,8)
grondplan St. Gallen, ca 820 nChr.
Kruisvorm
In (kleinere) kloostertuinen is de grond door de hoofdpaden soms verdeeld in vier vakken die een kruis vormen. In die vier vakken vindt vruchtwisseling plaats: eenmaal per vier jaar worden er andere gewassen verbouwd om de bodemvruchtbaarheid te behouden.
Achthoek
Acht is het getal van de achtste dag, de eerste dag van de nieuwe week, de dag van de opstanding en het nieuwe begin. Het getal acht keert soms terug in de vorm van het doopvont en ook in de vroegere, oudste doopkapellen. Soms wordt de achthoek vormgegeven rondom een fontein of een waterbron.
Slingerpaden
Brevierpaden zijn dikwijls slingerende paden, aangelegd om in (een deel van) de stille tuin de gebeden van de dag uit het ‘Brevier’ (gebedenboek) te bidden.